Spelregelvragen interne spelregelfinale (update)

spray

Hier vindt u de schriftelijke vragen en antwoorden van de Interne Spelregelfinale. Een eerdere versie van dit bericht bevatte enkele onjuiste antwoorden, deze zijn inmiddels aangepast.

Deel 1: Schriftelijke vragen

Vraag 1
Op het moment dat de bal in het doelgebied is, raken twee tegenstanders met elkaar in gevecht op de rand van het doelgebied. De scheidsrechter onderbreekt het spel en toont beide spelers de rode kaart. Hoe en waar moet hij nu het spel hervatten?
A. Het spel moet worden hervat met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal was toen het spel werd onderbroken.
B. Het spel moet worden hervat met strafschop.
C. Het spel moet worden hervat met een scheidsrechtersbal op de lijn van het doelgebied evenwijdig aan de doellijn het dichtst bij de plaats waar de bal was toen werd onderbroken.
D. Het spel moet worden hervat met een scheidsrechtersbal op de plaats waar het gevecht plaatsvond.

Vraag 2
Bij een aanval door de tegenpartij stapt een verdediger opzettelijk over de zijlijn, omdat hij denkt, dat je zodoende een aanvaller buitenspel kunt zetten. Nadat de doelman de bal heeft gevangen stapt de verdediger weer het speelveld in.  Wat moet de scheidsrechter nu beslissen?
A. Hij laat doorspelen.
B. Hij onderbreekt het spel en zal de verdediger een gele kaart tonen wegens het zonder toestemming verlaten en betreden van het speelveld. Hij laat hervatten met een indirecte vrije schop op de plaats waar de verdediger het veld in kwam.
C. Hij laat doorspelen en zal de verdediger bij de eerstvolgende onderbreking een gele kaart tonen wegens het zonder toestemming verlaten en betreden van het speelveld.
D. Hij onderbreekt en zal de verdediger een gele kaart tonen wegens het zonder toestemming verlaten en betreden van het speelveld. Hij laat hervatten met een indirecte vrije schop op de plaats waar de bal was op het moment van onderbreken

Vraag 3
Een speler wisselt buiten het speelveld van schoeisel. Wanneer en waar mag hij tijdens het spel het speelveld weer betreden?
A. Nadat hij toestemming heeft gekregen van de scheidsrechter vanaf elke plek op de zijlijn of doellijn.
B. Nadat hij toestemming heeft gekregen van de scheidsrechter alleen ter hoogte van de middenlijn.
C. Nadat hij toestemming heeft gekregen van de assistent scheidsrechter vanaf iedere willekeurige plaats.
D. Nooit, omdat het spel moet zijn onderbroken.

Vraag 4
De doelverdediger vangt de bal met beide handen en wil de bal uittrappen. Een tegenstander loopt in het strafschopgebied richting eigen speelhelft. De doelverdediger schiet de bal tegen de achterkant van de hand van de aanvaller. Daardoor komt de aanvaller verrassend in het bezit van de bal, draait zich om en scoort. Wat beslist de scheidsrechter?
A. Het doelpunt wordt afgekeurd, omdat de aanvaller de doelverdediger het uittrappen belet.
B. Het doelpunt wordt afgekeurd, omdat de aanvaller de bal opzettelijk met de hand speelt.
C. Het doelpunt wordt toegekend, omdat de aanvaller de bal niet opzettelijk met de hand speelt.
D. Het doelpunt wordt afgekeurd, omdat de aanvaller zich nog in het strafschopgebied bevindt.

Vraag 5
Een indirecte vrije schop moet worden toegekend wegens:
A. Een wisselspeler gooit een bidon het speelveld in.
B. Spuwen van een teamgenoot.
C. Een schouderduw geven aan een tegenstander als de bal niet binnen speelbereik is.
D. Beledigen van een tegenstander.

Vraag 6
Een speler neemt een indirecte vrije schop vanuit zijn eigen strafschopgebied. De bal is in het spel als:
A. Hij een afstand gelijk aan zijn omtrek heeft afgelegd.
B. Hij rechtstreeks buiten het strafschopgebied is getrapt.
C. Hij door een medespeler of tegenstander is aangeraakt.
D. Hij een afstand gelijk aan zijn omtrek heeft afgelegd en buiten het strafschopgebied is gekomen.

Vraag 7
Een aanvaller die achter de doellijn naast het doel van de tegenpartij staat, gooit een kluit modder naar een in het doelgebied staande verdediger. De scheidsrechter heeft dit gezien en onderbreekt hiervoor het spel. Wat is de beslissing van de scheidsrechter?
A. De aanvaller wegzenden en een indirecte vrije schop voor de verdedigende partij op elke willekeurige plaats in het doelgebied.
B. De aanvaller wegzenden en een directe vrije schop voor de verdedigende partij op elke willekeurige plaats in het doelgebied.
C. De aanvaller wegzenden en een scheidsrechtersbal op de doellijn ter hoogte van de aanvaller.
D. De aanvaller wegzenden en een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal was, toen het spel werd onderbroken.

Vraag 8
Een doelverdediger schiet de bal met kracht tegen een aanvaller aan. De aanvaller bevindt zich geheel achter de doellijn in de netruimte; de bal heeft hierbij de doellijn niet geheel gepasseerd. Wat beslist de scheidsrechter?
A. Rode kaart voor de doelverdediger en een indirecte vrije schop voor de aanvallende partij op de doellijn.
B. Rode kaart voor de doelverdediger en een scheidsrechtersbal.
C. Rode kaart voor de doelverdediger en een strafschop voor de aanvallende partij.
D. Rode kaart voor de doelverdediger en een indirecte vrije schop voor de aanvallende partij op de lijn van het doelgebied.

Vraag 9
Tijdens een wedstrijd wordt door partij A een strafschop genomen. De bal gaat via de paal in het doel. De doelverdediger haalt de bal uit het net en maakt de scheidsrechter er op attent dat de bal kapot is. Wat moet de scheidsrechter beslissen?
A. De scheidsrechter laat de strafschop overnemen met een andere bal.
B. De scheidsrechter hervat het spel met een andere bal en een scheidsrechtersbal op de lijn van het doelgebied, evenwijdig aan de doellijn, het dichtst gelegen bij de plaats waar de kapotte bal in het net lag.
C. De scheidsrechter laat het spel hervatten met een andere bal en een indirecte vrije schop voor partij A op de lijn van het doelgebied, evenwijdig aan de doellijn, het dichtst gelegen bij de plaats waar de kapotte bal in het net lag.
D. De scheidsrechter kent een doelpunt toe.

Vraag 10
Een speler van partij A wordt verzorgd buiten het speelveld ter hoogte van de middenlijn. Op het moment dat een tegenstander met de bal aan de voet vlak langs de zijlijn oploopt steekt de geblesseerde speler zijn voet uit waardoor de tegenstander binnen het speelveld struikelt.
Wat moet de scheidsrechter beslissen?
A. Hij toont de speler van partij A een gele kaart en laat het spel hervatten met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal was toen de scheidsrechter het spel onderbrak.
B. Hij toont de speler van partij A een gele kaart en laat het spel hervatten met een indirecte vrije schop voor de tegenpartij op de plaats waar de bal was toen de scheidsrechter het spel onderbrak.
C. Hij toont de speler van partij A een gele kaart en laat het spel hervatten met een directe vrije schop voor de tegenpartij op de plaats van de overtreding.
D. Hij toont de speler van partij A een rode kaart en laat het spel hervatten met een directe vrije schop voor de tegenpartij op de plaats van de overtreding.

Deel 2: Bij elke vraag staan 5 antwoorden waarvan slechts 2 goed. Welke?

Vraag 1
De scheidsrechter fluit. Hij toont een speler de rode kaart en hervat met een indirecte vrije trap. Wanneer is dit goed?
A. Speler beledigt een tegenstander.
B. Speler slaat een official.
C. Speler trapt een medespeler.
D. Speler gooit herhaaldelijk verkeerd in.
E. Speler voorkomt met en te hoog been een scoringskans zonder tegenstander te raken.

Vraag 2
Een doelverdediger speelt de bal met de hand. Wat kan de scheidsrechter nu niet beslissen.
A. Doorspelen.
B. Indirecte vrije schop.
C. Directe vrije schop.
D. Scheidsrechtersbal.
E. Strafschop.

Vraag 3
Een aftrap wordt rechtstreeks in het doel geschoten. Hoe kan het spel nu hervat worden?
A. Aftrap na geldig doelpunt
B. Indirecte vrije schop
C. Doelschop
D. Hoekschop
E. Aftrap opnieuw nemen

Vraag 4
Er wordt een indirecte vrij schop genomen. Aan welke voorwaarden moet worden voldaan?
A. Alle speler behalve de nemer moeten op 9.15 meter van de bal zijn.
B. Er mag pas gespeeld worden na een fluitsignaal.
C. De scheidsrechter moet een arm in de lucht steken.
D. De bal is buiten het strafschopgebied in het spel zodra deze is getrapt en beweegt.
E. De bal mag niet achteruit worden gespeeld.

Vraag 5
Wat valt onder de wisselprocedure?
A. Wisselspeler mag het veld alleen betreden tijdens een onderbreking.
B. De speler die vervangen wordt mag het veld alleen verlaten tijdens een onderbreking.
C. De wisselspeler mag het veld in zodra de scheidsrechter weet wie er uit gaat.
D. Als de te vervangen speler weigert het veld te verlaten wordt er zonder te wisselen doorgespeeld.
E. Als de speler die erin komt geblesseerd raakt voordat de bal in het spel is mag de wissel ongedaan worden gemaakt

Antwoorden:

Deel 1:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
B C A C D B B C D C

Deel 2:

1 2 3 4 5
A E D E A D C D A D