Antwoorden ronde 21

De spelregelvragen van ronde 21 konden van afstand gemaakt en ingestuurd worden. Hier vinden jullie de antwoorden en een toelichting. 

Er deed een mooi aantal van 13 deelnemers mee, veel leden van de SAO, maar ook leden van de DSV en O en zelfs van de RSV uit Rotterdam. Zij haalden een gemiddelde score van 25,69 van de 30 te behalen punten. De meeste fouten werden gemaakt in vraag 4, die wordt daarom hieronder nog extra toegelicht. Komende donderdag volgt ronde 22 van de spelregels op dezelfde manier.

Vraag 1: 
Een speler van Team A mag inwerpen en doet dat heel erg snel. Een speler van Team B die met een andere bal in de handen binnen het speelveld staat gooit deze bal richting de wedstrijdbal die hij op een haar na mist. Dit heeft duidelijk invloed op het spel en de scheidsrechter fluit af. Hoe dient de scheidsrechter hierna te handelen? (6 punten)

A. Hij hervat het spel met een directe vrije schop op de plaats waar hij de bal geraakt zou hebben en toont de overtreder een gele kaart voor onsportief gedrag.

Vraag 2: 
Op het moment dat aanvaller A op het doel schiet, staat een medespeler van A aan de rechterkant van het doel en binnen het speelveld buitenspel. De scheidsrechter is van oordeel dat de medespeler op dat moment niet actief bij het spel betrokken is. Het schot wordt door de doelverdediger gekeerd maar komt bij genoemde medespeler terecht en die trapt de bal vervolgens in het doel. Wat moet de scheidsrechter beslissen? (6 punten)

B. Hij keurt het doelpunt af en laat het spel hervatten met een indirecte vrije schop voor de tegenpartij op de plaats waar de medespeler de bal ontving.

Vraag 3: 
Een speler begaat op hetzelfde moment twee overtredingen die niet even ernstig zijn. Wat moet de scheidsrechter nu beslissen?

A. Hij onderbreekt het spel en bestraft de ernstigste overtreding.

Vraag 4: 
Tijdens een wedstrijd wordt door partij A een strafschop genomen. De bal wordt tegen de onderkant van de lat geschoten, loopt daarna leeg en ligt in het doelgebied. Wat moet de scheidsrechter beslissen?

B. De scheidsrechter hervat het spel met een andere bal en een scheidsrechtersbal voor de doelverdediger.

Toelichting:
In regel 2 (de Bal) staat het volgende over het onbruikbaar raken van de bal:

“Indien de bal barst of onbruikbaar wordt tijdens de wedstrijd:

  • wordt de wedstrijd onderbroken;
  • wordt hervat met het laten vallen van de reservebal op de plaats waar de eerste bal onbruikbaar werd.

Indien de bal barst of onbruikbaar wordt bij een aftrap, doelschop, hoekschop, vrije schop, strafschop of inworp, dan wordt de spelhervatting overgenomen.

Als de bal barst of onbruikbaar wordt tijdens het nemen van een strafschop of tijdens een strafschoppenserie, terwijl de bal in voorwaartse richting beweegt en voordat de bal een speler, de doelpaal of doellat raakt, dan wordt de strafschop overgenomen”

In de vraag wordt de bal tegen de onderkant van de lat geschoten waarna de bal  leeg loopt in het doelgebied. De bal wordt dus pas onbruikbaar nadat deze de doellat raakt. Tevens beweegt de bal niet meer in voorwaartse richting, aangezien deze leegloopt in het doelgebied, nadat de lat is geraakt. De strafschop wordt dus niet overgenomen, aangezien deze zijn uitwerking al heeft gehad. Er dient hervat te worden met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de eerste bal onbruikbaar werd. Aangezien dat in dit geval in het strafschopgebied is, wordt dit een scheidsrechtersbal voor de doelverdediger.

Vraag 5: 
Wat is er bepaald omtrent de doelschop? Welke 3 antwoorden zijn correct?

A. Er kan rechtstreeks gescoord worden vanuit een doelschop in het doel van de tegenpartij
B. De bal is in het spel als deze getrapt is en duidelijk beweegt
E. De bal moet stilliggen