Spelregelvragen SAO Apeldoorn ronde 18

Spelregels SAO

Donderdag 27 februari stond de achttiende ronde van de interne spelregelcompetitie op het programma. Bekijk hier de vijf spelregelvragen en de antwoorden.

Vraag 1:
Aan welke van de volgende voorwaarden dient een club-assistent-scheidsrechter voldoen? Welke 3 van onderstaande 6 antwoorden zijn juist?
A. Hij moet lid zijn van de KNVB
B. Hij dient lid te zijn van de club waar hij voor vlagt
C. Hij dient zich in kleur te onderscheiden van de veldspeler
D. Hij dient tenminste 16 jaar oud te zijn
E. Hij mag een KNVB-embleem op zijn tenue dragen
F. Hij mag niet zijn uitgesloten van deelname aan wedstrijden.

Vraag 2:
Scheidsrechter kent een indirecte vrije schop toe. Een speler van het team dat de vrije schop mag nemen doet dit heel snel. Een tegenstander die niet op de vereiste afstand onderschept de bal. Hoe dient de scheidsrechter te handelen?
A. Als een speler ervoor kiest een vrije schop snel te nemen en een tegenstander die zich op minder dan 9.15 meter bevindt, onderschept deze, dan laat de scheidsrechter doorspelen.
B. Als een speler ervoor kiest een vrije schop snel te nemen en een tegenstander die zich op minder dan 9.15 meter bevindt, onderschept deze, dan laat de scheidsrechter de vrije schop overnemen en toont de tegenstander een gele kaart.
C. Als een speler ervoor kiest een vrije schop snel te nemen en een tegenstander die zich op minder dan 9.15 meter bevindt, onderschept deze, dan laat de scheidsrechter de vrije schop overnemen.
D. Als een speler ervoor kiest een vrije schop snel te nemen en een tegenstander die zich op minder dan 9.15 meter bevindt, onderschept deze, dan laat de scheidsrechter de vrije schop overnemen en toont de nemer een gele kaart.

Vraag 3
De doelverdediger en een tegenstander komen met elkaar in botsing en raken beiden geblesseerd. De scheidsrechter staat voor beiden verzorging toe. Wat moet er vervolgens gebeuren?
A. Beide spelers mogen op het speelveld blijven
B. De aanvaller moet het speelveld verlaten en de doelverdediger mag op het speelveld blijven
C. Alleen degene met een bloedende wond moet het veld na behandeling verlaten; de ander niet.
D. Beide spelers moeten na de behandeling het speelveld verlaten

Vraag 4
Stelling 1: Indien een speler in de middencirkel op een tegenstander steunt om een bal te koppen, dan toont de scheidsrechter de steunende speler de gele kaart en hervat het spel met een directe vrije schop.
Stelling 2: Indien een speler in de middencirkel op een medespeler steunt om een bal te koppen, dan toont de scheidsrechter de steunende speler de gele kaart en hervat het spel met een directe vrije schop.

A. Beide stellingen zijn onjuist
B. Alleen stelling 1 is juist
C. Alleen stelling 2 is juist
D. Beide stellingen zijn juist

Vraag 5
De scheidsrechter ziet dat de assistent-scheidsrechter zijn vlag omhoog steekt om aan te geven dat de bal de zijlijn geheel gepasseerd heeft. Voordat de scheidsrechter echter kan affluiten, ziet hij dat een verdediger binnen zijn strafschopgebied een tegenstander slaat.
Wat moet de beslissing van de scheidsrechter zijn?
A. De scheidsrechter toont de verdediger een rode kaart en hervat met een inworp.
B. De scheidsrechter toont de verdediger een rode kaart en hervat met een strafschop.
C. De scheidsrechter toont de verdediger een gele kaart en hervat met een strafschop.
D. De scheidsrechter toont de verdediger een gele kaart en hervat met een inworp.

Antwoorden:

1 2 3 4 5
A C D A A A A